Bij VV Kamerik zijn enkele spelers gestopt en dat wordt zoals gebruikelijk opgevangen door junioren. Speler die de toekomst van de club vormen. Jurrie van den Berg is zo’n speler. Vorig jaar maakte hij al zijn eerste treffer bij het eerste in duel met Rijnstreek, tegelijkertijd de ploeg waartegen VV Kamerik morgen zelf uitkomt. Van den Berg zal dan niet spelen, hij sluit rustig aan bij de O-19.
Het was Jelle Das die een aantal weken geleden de loftrompet stak. Van den Berg was volgens de routinier een jonge speler die zonder twijfel mee kan met het niveau waarop VV Kamerik acteert. Een mooi compliment voor de jongeling die ook dit seizoen al geregeld zijn minuten heeft weten te maken. “Ik kreeg ook wel een lach op mijn gezicht toen ik dat las”, weet Van den Berg over het moment toen hij het compliment onder ogen kreeg.
“Ik vind het wel heel moeilijk als ik in het veld sta hoor. Alles gaat veel sneller en ook een stukje harder dan in de O-19. De ene wedstrijd gaat bij mij beter dan de andere”, aldus de jonge buitenspeler. “Alhoewel, in de O-19 speel ik centraal op het middenveld. De stap maken naar het eerste op fysiek gebied is dus makkelijker te maken, want ik loop veel meer als middenvelder”, denkt hij na wanneer hem de vraag wordt gesteld of het wisselen tussen twee niveaus niet voor moeilijkheden zorgt.
“Uiteindelijk vind ik het super leuk en word ik ook goed opgevangen door het team. Met Patrick (De Ruiter red.) en mijn trainer Luuk Kats overleg ik dan bij welk team ik op zaterdag mee doe. Als dat het eerste is train ik op donderdag ook mee.” Het debuut had hij vorig jaar al achter zijn naam staan toen tegen SPV ’81 gespeeld werd. De indruk heeft hij al gemaakt en nu wil hij voornamelijk zoveel mogelijk minuten verzamelen om zo beter te gaan worden. Iets waar ook zijn teamgenoten in geloven. “Ik word veel aangespeeld, dus ze denken niet dat ze mij maar beter over kunnen slaan.”
“Voorlopig vind ik het super vet dat ik mee mag doen met het eerste en heb ik nog altijd zenuwen voor een wedstrijd”, weet Van den Berg.
Foto: Gijs Nederlof