Peter Vermeij ontpopte zich de laatste jaren bij VEP als een ware teamspeler. Hij probeert vooral zijn bijdrage te leveren via zijn tomeloze inzet. Toch vond hij dit jaar vaak genoeg het net om topscoorder te worden. Met elf treffers kon niemand hem meer passeren bij de degradant. “Ik had liever gehad dat we ons handhaafden dan dat ik topscoorder werd.”
Het kantoor oogt als een prettige werkplek. Een comfortabele stoel, computer op het bureau en een rekenmachine bij de hand. Het is allemaal nodig om de zaken draaiende te houden. Peter Vermeij staat namelijk op de markt. Vermeij volgt het voorbeeld van zijn vader. Het is een functie die bij de makkelijk pratende spits past. In het interview komt geregeld zijn humoristische zelfspot naar voren.
“Ik ben door de jaren heen wel een andere voetballer geworden.” Vermeij was vroeger meer een individualistische voetballer. Het was in de periode dat hij nog als jeugdvoetballer actief was bij Siveo ’60. “In die periode was de focus vooral op mijzelf gericht. Nu ligt deze op het team.” Het tekent de ontwikkeling die de rappe spits de afgelopen jaren heeft doorgemaakt.
Plots oogt Vermeij, normaal spontaan en realistisch, een tikkeltje arrogant. “Eigenlijk doe ik niets structureel verkeerd. Ik krijg alleen ballen door de lucht aangespeeld. Dat is nu niet echt mijn kracht.” Na deze uitspraak somt Vermeij, onbewust, toch enkele verbeterpunten op. “Wanneer ik de ballen goed krijg, dan moet er wel meer uitkomen natuurlijk”, of, “Ik wil niet alle schuld van me afschuiven. Dat is ook niet goed.”
Nadat Vermeij een aantal kleine verbeterpunten heeft genoemd, veranderd hij in een ouderwetse spraakwaterval. De ene anekdote volgt de andere in sneltreinvaart op. “Mijn voorzetten verdwijnen meestal in het vangnet. Hetzelfde geld voor een eindpass, die is ook niet altijd even goed bij mij. Er zit op dat soort momenten teveel twijfel in mij. Zo was er een vriendschappelijke wedstrijd tegen Bodegraven. De bal lag bij mijn rechtervoet. Ik kon hem zo in de verre hoek schuiven, of ik kon hem afgeven op Luuk (janmaat red.) die er ook goed voor stond. Ik begin dus te twijfelen. Wat gebeurd er? Die bal valt er precies tussenin: achterbal.”
Vermeij vind dat deze specifieke twijfel uit zijn spel moet. “De trainer zegt wel eens, een overwinning is de beste doping. Dan gaat iedereen vanzelf beter voetballen.” De twijfel zit opgesloten in de goedaardigheid van de blonde voorhoedespeler. “Mensen zeggen altijd wel dat je niet moet nadenken. Dat doen de echte spitsen ook niet. Ik denk vaak dat wanneer iemand voor de goal om de bal vraagt, hij er ook wel beter voor zal staan.” Het tekent de sociale kant van Vermeij.
De lompigheid van Vermeij wordt bekrachtigd door een anekdote over een wedstrijd tegen Reeuwijk. “Over de zijlijn kom ik op en dan moet ik de bal gaan voorgeven. Mijn standbeen zet ik neer, maar tegen de bal aan. Die bal rolt dus achter en ik schiet mis.” Het leidde tot grote hilariteit op de bank. “Joshua (Miltenburg red.) lag in een deuk en de trainer riep “ja, dat krijg je als je Peter opstelt.” De motoriek van Vermeij speelt hem zo af en toe ook parten bij het aannemen van een bal. “Trainers zeggen altijd dat je moet doorbewegen. Dat probeer ik dan ook te doen. Echter, dan vergeet ik mij te concentreren op het aannemen van de bal. Die gaat dan onder mijn voet door. Er is natuurlijk wel op te trainen, maar dat is voor mij lastig zat.”
De verhalen van Vermeij tonen aan dat er nog genoeg te verbeteren valt voor de Zegvelder. Waar hij wel stappen in heeft gemaakt is op het mentale vlak. “Nu kom ik het veld op met de instelling dat wij de punten gaan pakken. Daardoor ga ik ook op een andere manier de duels aan.” Zo wil hij zich in wedstrijden ook nog wel eens als een etter gedragen. “Tegen opponenten ben ik altijd vriendelijk. Tenzij het een vervelende tegenstander is. Dan laat ik me ook gewoon is vallen. Daar ben ik niet zo moeilijk in.”
“Vooral bij VEP ben ik heel anders geworden. Haalde ik ook plots een hele stomme rode kaart. Ik werd in mijn kruis geknepen, dus gaf ik die speler een ‘tikkie’. De scheidsrechter stond er bovenop, dus dat was niet heel slim. Ach, ik had wel een lange winterstop. Dat is ook wel eens lekker”
Vermeij kent een tomeloze inzet die hem nooit in de steek laat. “De jongens op het balkon vinden dat ook prachtig.” Het is een balkon naast de kantine waar vanaf de spelers vaak hun aanmoedigingen te horen krijgen. “Ik hoor wel vaker dat ik daardoor een soort publiekslieveling wordt. Dat vind ik wel grappig. Ik ga er altijd voor.” Hier moet hij het ook van hebben. “Een goede voetballer zal ik namelijk niet worden. De mensen komen wel voor mijn inzet terug.”