Jaco de Groot begint steeds meer in kampioensvorm te geraken. Nadat de polsstokverspringer tijdens de jaarlijkse tweekamp, een duel tussen Friese en Hollandse springers, al de verste afstand wist te noteren, sprong hij twee weken geleden in Zegveld naar de verste afstand. Afgelopen week won hij niet, maar sprong hij wel constant door.
De Groot heeft één hoofddoel. Dat is het veroveren van het Nederlandse Record. Twee weken geleden sijpelde het nieuws in Zegveld door dat Bart Helmholt zijn eigen record heeft aangescherpt. De afstand is nu komen te liggen op 21.64. Een afstand waar De Groot naar toe wil groeien. “Hij is vier jaar ouder dan ik en verbetert dit record keer op keer. Daar neem ik mijn petje voor af”, laat De Groot desgevraagd weten. “Ik ga er honderd procent voor om dat record dit jaar te grijpen.”
De afgelopen jaren bewees de topspringer keer op keer tot de top van het Nederlandse veld, en daarmee ook tot de top van de wereld te behoren. Zijn prestaties worden de afgelopen weken steeds beter en daar heeft De Groot zelf een verklaring voor. “Wanneer je het vorm moet noemen begint deze te komen. Tijdens de tweekamp heb ik laten zien wat ik kan en wat ik daarmee ook voor het team kan betekenen. Ik loop meer ontspannen naar de stok toe. Daarnaast worden mijn prestaties constanter.” Het zijn tekenen dat de afstanden van De Groot steeds verder zullen reiken.
“Het liefste wil je alleen uitschieters naar boven noteren, maar dat is niet realistisch. Ik zet de stok nu verder in het water en dat is wennen.” Deze nieuwe manier van springen leidt er bij De Groot toe dat hij hier aan heeft moeten wennen. De polsstok verder in het water zetten, neemt een groter risico op natsprongen met zich mee. Of dit er toe heeft geleid dat zijn prestaties in het eerste deel van dit seizoen wisselvalliger waren? Daar heeft De Groot zijn twijfels bij. “Vorig jaar heb ik met mijn oude techniek gesprongen en was ik ook wat later in vorm. Ik denk dat dit met wedstrijdritme te maken heeft.”Dat ritme lijkt De Groot nu te pakken te hebben.
Foto: Justin Egberts
